Der Gerichtshof wurde mit der Frage befasst, ob ein Mitgliedstaat befugt ist, das Wahlrecht bei den Wahlen zum Europäischen Parlament auf Bürger von Drittländern auszuweiten, im konkreten Falle auf Bürger des Commonwealth, die bestimmte Kriterien erfüllen („qualifying Commonwealth citizens“) und ihren Wohnsitz auf dem Hoheitsgebiet der Europäischen Union – konkret Gibraltar – haben.
Het Hof is namelijk verzocht om een uitspraak over de vraag of een lidstaat het stemrecht bij de Europese verkiezingen mag uitbreiden tot onderdanen van derde landen, in casu burgers van het Gemenebest die aan bepaalde criteria voldoen ("qualifying Commonwealth citizens") en verblijf houden op Europees grondgebied, met name in Gibraltar.