Die Unschuldsvermutung und das Recht auf ein faires Verfahren sind in den Artikeln 47 und 48 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union (im Folgenden „Charta“), in Artikel 6 der Europäischen Konvention zum Schutz der Menschenrechte und Grundfreiheiten (EMRK), in Artikel 14 des Internationalen Pakts über bürgerliche und politische Rechte (IPbpR) und in Artikel 11 der Allgemeinen Menschenrechtserklärung verankert.
Het vermoeden van onschuld en het recht op een eerlijk proces zijn neergelegd in de artikelen 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest), artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM), artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en artikel 11 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.