(5) Ungeachtet des Absatzes 1 können die Mitgliedstaaten bei Fahrzeugen, die auf Fahrten aus oder nach Drittländern eingesetzt werden oder eingesetzt werden sollen, deren Spurweite sich vom Haupteisenbahnnetz in der Gemeinschaft unterscheidet, akzeptieren, dass die Fahrzeuge nach einem anderen Kennzeichnungscode eindeutig identifiziert sind.
5. Onverminderd lid 1 mogen de lidstaten voertuigen die worden geëxploiteerd of bestemd zijn om te worden geëxploiteerd vanuit of naar derde landen waarvan de spoorbreedte verschillend is van die van het hoofdspoorwegnet in de Gemeenschap, aanvaarden mits zij duidelijk geïdentificeerd zijn aan de hand van een verschillend codesysteem.