23. is ingenomen met de plannen om interne richtsnoeren op te stellen ter verbetering van de kwaliteit van raadplegingen en de evaluatie daarvan; is
van mening dat, in verband met de complexiteit van de beleidskeuzes die op de verschillende gebieden moeten
worden gemaakt, de vragen die in het kader van een raadpleging gesteld worden, concreter en duidelijker geformuleerd moeten worden; vindt dat wanneer wetgeving wordt voorgesteld voor een ingewikkeld beleidsterrein, er een extra raadplegingsfase moet plaatsvinden, waarin een ontwer
...[+++]pwetgevingshandeling gepubliceerd wordt, vergezeld van een voorlopige effectbeoordeling, waarop alle relevante belanghebbenden commentaar kunnen geven; is van mening dat een dergelijke extra fase bijdraagt aan de zorgvuldigheid waarmee de analyse van de Commissie tot stand komt en zorgt voor een betere onderbouwing van voorstellen die na een dergelijke procedure worden goedgekeurd;