(c) eine geeignete Beobachtungsdauer (Verlauf) der Risikofaktoren von mindestens drei Jahren (750 Arbeitstage), es sei denn, eine kürzere Beobachtungsdauer ist durch eine beträchtliche Zunahme der Preisvolatilität (z. B. aufgrund extremer Marktbedingungen) gerechtfertigt.
(c) een feitelijke (risicohistorische) waarnemingsperiode van ten minste drie jaar (750 beursdagen), tenzij een kortere waarnemingsperiode gerechtvaardigd wordt door een aanzienlijke toename van de prijsvolatiliteit (bijv. als gevolg van extreme marktomstandigheden).