15. ist enttäuscht darüber, dass der Rechnungshof "erneut keine angemessene Gewähr dafür erlangen (konnte), dass die Überwachungssysteme und -kontrollen in weiten Teilen des Haushalts [von den Mitgliedstaaten] wirksam angewandt werden, um eine Eindämmung der Risiken bezüglich der Rechtmäßigkeit und Ordnungsmäßigkeit der zugrunde liegenden Vorgänge zu ermöglichen" (0.4.);
15. constateert met teleurstelling dat de Rekenkamer, eens te meer, "geen redelijke zekerheid [heeft] verkregen dat de toezichtsystemen en -controles van belangrijke begrotingssectoren doeltreffend worden toegepast (door de lidstaten) zodat de risico's met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden beheerst" (paragraaf 0.4);