Im Urteil Pringle (2), auf das sich das Gericht gestützt habe (3), werde festgestellt, dass die Kommission und die EZB zwar nur den ESM verpflichteten (4). Wie der Gerichtshof aber u. a in Rn. 164 dieses Urteils (5) ausgeführt habe, „erlauben es [der Kommission] die ihr durch den ESM-Vertrag übertragen
en Aufgaben, wie in dessen Art. 13 Abs. 3 und 4 vorgesehen, über die Vereinbarkeit der vom ESM geschlossenen Memoranda of Understanding mit dem Unionsrecht zu wachen“, und gemäß Rn. 174 des Urteils müsse „nach Art. 13 Abs. 3 des ESM-Vertrags . das Memorandum of Understanding, das mit dem Mitgliedstaat ausgehandelt wird, der ein Stabilitätsh
...[+++]ilfeersuchen stellt, in voller Übereinstimmung mit dem Unionsrecht . stehen“.In het arrest Pringle (2), waarop het Gerecht zich heeft gebaseerd (3), heeft het Hof weliswaar geoordeeld dat de activiteiten van de Commissie en d
e ECB enkel het ESM binden (4), maar onder meer in punt 164 van dat arrest (5) heeft het Hof opgemerkt dat de „bij het ESM-verdrag aan de Commissie opgedragen taken haar in staat [stellen], zoals artikel 13, leden 3 en 4, daarv
an voorziet, toe te zien op de verenigbaarheid met het Unierecht van de door het ESM gesloten memoranda van overeenstemming” en in punt 174 dat „[k]rachtens artikel
...[+++]13, lid 3, van dit verdrag [...] het memorandum van overeenstemming waarover wordt onderhandeld met de lidstaat die om stabiliteitsbijstand verzoekt, volledig consistent [moet] zijn met het recht van de Unie”.