(4) Wenn Mitgliedstaaten einen kurzfristigen Aufenthaltstitel einer Person erteilen, die als Opfer im Sinne der in Artikel 2 Buchstaben b) and c) beschriebenen Straftaten mit einer Familie oder mit Personen, die als Familienangehörige behandelt werden, angesehen werden, sollten sie diesen Umstand bei der Prüfung der Möglichkeit der Erteilung eines Aufenthaltstitels aus humanitären Gründen in Betracht ziehen.
4. Wanneer de lidstaten een verblijfstitel met een korte geldigheidsduur afgeven aan een persoon die samen met familieleden of met familieleden gelijkgestelde personen slachtoffer is geweest van een van de in artikel 2, onder b) en c), bedoelde strafbare feiten, houden zij daarmee rekening bij het onderzoek van de mogelijkheid hun een verblijfsvergunning om humanitaire redenen af te geven.