3. Die Mitgliedstaaten stellen sicher, dass Betreiber und Eigentümer von Nichtförderanlagen die organisatorischen Vorkehrungen zur Beherrschung ernster Gefahren, die sie im Rahmen des Sicherheits- und Umweltmanagementsystems getroffen haben – einschließlich der Vorkehrungen für die Erstellung und Übermittlung von Berichten über ernste Gefahren sowie gegebenenfalls von Mitteilungen über Bohrungsarbeiten gemäß Artikel 9 –, sowie ihre Systeme für die unabhängige Überprüfung gemäß Artikel 15 und Anhang II Teil 5 beschreiben.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat exploitanten en eigenaars van niet-productie-installaties hun organisatorische regelingen voor de controle op grote gevaren in het veiligheids- en milieubeheersysteem beschrijven, met inbegrip van de regelingen voor het opstellen en indienen van rapporten inzake grote gevaren en, naargelang van het geval, kennisgevingen van boorputactiviteiten overeenkomstig artikel 9 en hun regelingen voor onafhankelijke verificatie overeenkomstig artikel 15 en bijlage II, deel 5.