7. wiederholt seine Forderung, dass die verstärkte Zusammenarbeit ihrem Wesen nach offen sein sollte und das Gemeinschafts“acquis“ sowie den institutionellen Rahmen beachten sollte; erinnert jedoch erneut an die Notwendigkeit einer demokratischen Kontrolle und somit einer Stärkung der Rolle des Europäischen Parlaments und der Kommission; ist der Auffassung, dass das Parlament seine Zustimmung zur Auslösung einer verstärkten Zusammenarbeit vor allem bei unter die erste Säule fallenden Themen geben sollte;
7. herhaalt zijn wens dat nauwere samenwerking open moet verlopen en in overeenstemming moet zijn met het "acquis communautaire" en het institutionele kader; vestigt echter de aandacht op de noodzaak van democratische controle en bijgevolg van een grotere rol voor zowel het Europees Parlement als de Commissie; is van mening dat het Parlement zijn instemming moet verlenen met de invoering van regelingen inzake nauwere samenwerking, met name op gebieden die onder de eerste pijler vallen;