Die Mitgliedstaaten unterlassen alle Maßnahmen, die die Programme oder die bei deren Verwirklichung erbrachten Dienste beeinträchtigen könnten; dies gilt insbesondere hinsichtlich des ununterbrochenen Funktionierens der Infrastrukturen.
De lidstaten nemen geen maatregelen die nadelig kunnen zijn voor de programma's of de via de exploitatie ervan geleverde diensten, in het bijzonder met betrekking tot de continuïteit van de werking van de infrastructuren.