Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Vertaling van "entscheid nr 68 2014 " (Duits → Nederlands) :

In seinem vorerwähnten Entscheid Nr. 68/2014 hat der Gerichtshof geurteilt, dass Artikel 134 des EStGB 1992 in der auf das Steuerjahr 2007 anwendbaren Fassung die Grundfreiheit der Freizügigkeit der Arbeitnehmer, die durch Artikel 45 des Vertrags über die Arbeitsweise der Europäischen Union gewährleistet wird, verletzt und daher nicht vereinbar ist mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung.

Bij zijn voormelde arrest nr. 68/2014 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 134 van het WIB 1992, zoals het van toepassing was op het aanslagjaar 2007, afbreuk doet aan het vrije verkeer van de werknemers, als fundamentele vrijheid gewaarborgd bij artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en derhalve niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.


Auszug aus dem Entscheid Nr. 68/2017 vom 1. Juni 2017

Uittreksel uit arrest nr. 68/2017 van 1 juni 2017


Der Gerichtshof hat es anschließend aber « als notwendig [erachtet], von einem Teil seiner Rechtsprechung abzuweichen », indem er urteilte, dass « die Frage der Rückforderbarkeit der Rechtsanwaltshonorare und -kosten in den Streitsachen vor dem Zivilrichter zwischen einer Behörde, die im Allgemeininteresse auftritt, und einer Privatperson insgesamt neu zu überdenken » war (Entscheid Nr. 68/2015 vom 21. Mai 2015, B.9.2 und B.9.3; Entscheid Nr. 70/2015 vom 21. Mai 2015, B.9.2 und B.9.3).

Het Hof heeft het vervolgens echter « noodzakelijk » geacht « terug te komen op een deel van zijn rechtspraak » door te oordelen dat « de kwestie van de verhaalbaarheid van de kosten en erelonen van advocaten in de geschillen voor de burgerlijke rechter tussen een overheid die in het algemeen belang optreedt en een particulier, in haar geheel » diende « te worden heroverwogen » (arrest nr. 68/2015 van 21 mei 2015, B.9.2 en B.9.3; arrest nr. 70/2015 van 21 mei 2015, B.9.2 en B.9.3).


Auszug aus dem Entscheid Nr. 68/2016 vom 11. Mai 2016 Geschäftsverzeichnisnummer 6315 In Sachen: Klage auf Nichtigerklärung von Artikel 19quater Absatz 2 des Dekrets der Flämischen Gemeinschaft vom 27. März 1991 über den Rechtsstatus bestimmter Personalmitglieder des subventionierten Unterrichts und der subventionierten Zentren für Schülerbetreuung, erhoben von Marianne de Moffarts.

Uittreksel uit arrest nr. 68/2016 van 11 mei 2016 Rolnummer : 6315 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 19quater, tweede lid, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, ingesteld door Marianne de Moffarts.


In seinem Entscheid Nr. 68/2015 vom 21. Mai 2015 hat der Gerichtshof im Zusammenhang mit der Frage der Rückforderbarkeit der Rechtsanwaltshonorare und -kosten in Streitsachen vor dem Zivilrichter zwischen einer Behörde, die im Allgemeininteresse auftritt, und einer Privatperson geurteilt: « B.3.1.

Bij zijn arrest nr. 68/2015 van 21 mei 2015 heeft het Hof in verband met de kwestie van de verhaalbaarheid van de kosten en erelonen van advocaten in geschillen voor de burgerlijke rechter tussen een overheid die in het algemeen belang optreedt en een particulier, geoordeeld : « B.3.1.


Ein zweiter Behandlungsunterschied ergebe sich aus Artikel 134 zwischen den vorerwähnten ansässigen Paaren und denjenigen, von denen ein Partner Einkünfte aus einem Mitgliedsstaat der Europäischen Union beziehe, die vertragsgemäß unter Progressionsvorbehalt befreit seien, die jedoch nicht den Verlust des Steuervorteils für Kinder zu Lasten erlitten angesichts des Umstandes, dass für sie die Anwendung von Artikel 134 des EStGB 1992 ausgeschlossen werden müsse infolge des Urteils Imfeld-Garcet des Gerichtshofes der Europäischen Union (C-303/12, vom 12. Dezember 2013) und des Entscheids des Verfassungsgerichtshofes Nr. 68/ ...[+++]

Een tweede verschil in behandeling zou voortvloeien uit artikel 134, tussen de voormelde ingezeten echtparen en die waarvan een echtgenoot inkomsten ontvangt die bij overeenkomst zijn vrijgesteld onder progressievoorbehoud afkomstig uit een lidstaat van de Europese Unie, maar die het belastingvoordeel voor kinderen ten laste niet hoeven te verliezen, daar, voor hen, artikel 134 van het WIB 1992 buiten toepassing moet worden gelaten ten gevolge van het arrest Imfeld-Garcet van het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-303/12, van 12 december 2013) en van het arrest van het Hof nr. 68/2014 van 24 april 2014.


Der Gerichtshof wird ebenfalls zu dem Behandlungsunterschied zwischen der ersten Kategorie der vorerwähnten Ehepaare und den Ehepaaren befragt, von denen einer der Partner Einkünfte bezieht, die vertragsgemäß unter Progressionsvorbehalt befreit sind und aus einem Mitgliedsstaat der Europäischen Union stammen, die jedoch nicht den Steuervorteil für Kinder zu Lasten verlören, angesichts des Umstands, dass für sie die Anwendung von Artikel 134 des EStGB 1992 ausgeschlossen werden müsse im Anschluss an das Urteil Imfeld-Garcet des Gerichtshofes der Europäischen Union (C-303/12, 12. Dezember 2013) und des Entscheids des Verfassungsgerichtshofs Nr. 68/2014 ...[+++]

Aan het Hof wordt eveneens een vraag gesteld over het verschil in behandeling dat bestaat tussen de eerste categorie van voormelde echtparen en de echtparen waarvan een echtgenoot inkomsten ontvangt die bij overeenkomst zijn vrijgesteld onder progressievoorbehoud en afkomstig zijn uit een lidstaat van de Europese Unie, maar die het belastingvoordeel voor kinderen ten laste niet verliezen doordat, voor hen, artikel 134 van het WIB 1992 buiten toepassing moet worden gelaten ten gevolge van het arrest Imfeld-Garcet van het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-303/12, 12 december 2013) en het arrest van het Hof nr. 68/2014 van 24 april 2014 ...[+++]


Der Gesetzgeber hat also schrittweise der steuerlichen Vorzugsregelung, die zugunsten der so genannten « Liquidationsüberschüsse » im Gegensatz zu den Dividenden bestand, ein Ende gesetzt (siehe Entscheid Nr. 109/2004 vom 23. Juni 2004, B.4.6, und Entscheid Nr. 162/2014 vom 6. November 2014, B.7).

De wetgever heeft aldus geleidelijk een einde gemaakt aan de fiscale gunstregeling die de zogenaamde « liquidatieboni », in tegenstelling tot dividenden, genoten (zie arrest nr. 109/2004 van 23 juni 2004, B.4.6, en arrest nr. 162/2014 van 6 november 2014, B.7).


Der Gerichtshof hat zwar bereits geurteilt, dass der Standesbeamte als Partei in dem Verfahren, das durch eine Beschwerde gegen die Entscheidung, mit der er sich weigert, die Trauung vorzunehmen, eingeleitet wurde, das allgemeine Interesse und die Wahrung der öffentlichen Ordnung verteidigt, und dass es somit nicht gerechtfertigt ist, dass er zur Verfahrensentschädigung verurteilt werden kann (Entscheid Nr. 132/2013 vom 26. September 2013, B.6; Entscheid Nr. 180/2013 vom 19. Dezember 2013, B.6; Entscheid Nr. 54/2014 vom 27. März 2014, ...[+++]

Het Hof heeft weliswaar reeds geoordeeld dat de ambtenaar van de burgerlijke stand, als partij bij het geding ingesteld bij een beroep gericht tegen de beslissing waarbij hij weigert het huwelijk te voltrekken, het algemeen belang en de vrijwaring van de openbare orde verdedigt, en dat het dus niet verantwoord is dat hij in de rechtsplegingsvergoeding kan worden verwezen (arrest nr. 132/2013 van 26 september 2013, B.6; arrest nr. 180/2013 van 19 december 2013, B.6 en arrest nr. 54/2014 van 27 maart 2014, B.6).


Er hat somit geurteilt, dass Artikel 1022 des Gerichtsgesetzbuches, dahin ausgelegt, dass er die Verurteilung des Standesbeamten, der nach Ablauf der Untersuchung einer aufgrund von Artikel 167 Absatz 6 des Zivilgesetzbuches eingereichten Beschwerde in der Sache unterliegt, zur Zahlung der Verfahrensentschädigung erlaubt, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstößt (Entscheid Nr. 132/2013; Entscheid Nr. 180/2013; Entscheid Nr. 54/2014).

Het heeft derhalve geoordeeld dat artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin begrepen dat het de verwijzing van de ambtenaar van de burgerlijke stand die in het ongelijk wordt gesteld na afloop van het onderzoek van een beroep ingesteld krachtens artikel 167, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek, in de rechtsplegingsvergoeding toestaat, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt (arrest nr. 132/2013; arrest nr. 180/2013; arrest nr. 54/2014).




datacenter (6): www.wordscope.be (v4.0.br)

'entscheid nr 68 2014' ->

Date index: 2021-04-25
w