(1) Die Mitgliedstaaten können zur Übertragung bestimmter Hör- und Fernsehrundfunkkanäle und -dienste den unter ihre Gerichtsbarkeit fallenden Unternehmen, die entweder (a) für die öffentliche Verbreitung von Hör- und Fernsehrundfunkdiensten genutzte elektronische
Kommunikationsnetze oder (b) Zugangsberechtigungssysteme und zugehörige Einrichtungen betreiben, zumutbare Übertragungspflichten auferlegen, wenn eine
erhebliche Zahl von Endnutzern diese Netze als Hauptmittel zum Empfang von Hörfunk- u
nd Fernsehsendungen ...[+++]nutzen.1. De lidstaten kunnen ten aanzien van nader bepaalde radio- en televisieomroepnetten en –diensten redelijke doorgifteverplichtin
gen opleggen aan de onder hun bevoegdheid ressorterende ondernemingen die hetzij (a) elektronische communicatienetwerken aanbieden welke voor de distributie van radio- of televisie-uitzendingen naar het publiek worden gebruikt indien deze netwerken voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om radio- en televisie-uitzendingen te ontvangen, hetzij (b) voorwaardelijke toegangsyste
...[+++]men en andere aanverwante faciliteiten aanbieden.