Da diesbezüglich keine weiteren Belege zur Lage des Wirtschaftszweigs der Union vorgelegt wurden, vertritt die Kommission die Auffassung, dass die Entwicklung der Einfuhren der betroffenen Ware nach dem UZÜ die Schlussfolgerungen der Kommission hinsichtlich der angemessenen Geltungsdauer der einzuführenden endgültigen Antidumpingmaßnahmen (siehe Erwägungsgründe 160 bis 163) nicht entkräftet.
De Commissie is van mening dat de ontwikkeling van de invoer van het betrokken product na het TNO, bij gebrek aan enig ander bewijsmateriaal met betrekking tot de situatie van de bedrijfstak van de Unie, haar conclusies in verband met de passende periode voor de instelling van definitieve antidumpingmaatregelen niet op losse schroeven zet (zie de overwegingen 160 tot en met 163).