Art. 19 - § 1. Nach Ablauf einer Legislaturperiode oder im Falle einer Amtsniederlegung eines der Regierungsmitglieder kann die betreffende Regierung oder der betreffende Minister den Personen, die ein Amt in einem Kabinett ausgeübt haben und kein berufliches Einkommen oder Ersatzeinkommen oder keine Ruhestandspension erhalten, entsprechend den nachstehenden Bedingungen eine pauschale Abgangszuwendung gewähren.
Art. 20. § 1. Aan het einde van een legislatuur of in geval van ontslag van een Regeringslid kan de Regering of de betrokken Minister onder de hiernavermelde voorwaarden een forfaitaire vertrektoelage verlenen aan personen die een kabinetsfunctie hebben uitgeoefend en geen beroepsinkomen, vervangingsinkomen of rustpensioen genieten.