Nach Darlegung der klagenden Partei verstoße Artikel 130 Nr. 2 des Grundsatzgesetzes in der durch Artikel 7 des angefochtenen Gesetzes abgeänderten Fassung gegen Artikel 22 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention, insofern die Nichteinhaltung der in der Geschäftsordnung festgehaltenen Bestimmungen als Disziplinarverstoß der zweiten Kategorie eingestuft werde.
Volgens de verzoekende partij zou artikel 130, 2°, van de basiswet, zoals gewijzigd bij artikel 7 van de bestreden wet, artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, schenden, in zoverre het niet naleven van de door het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen daarin als tuchtrechtelijke inbreuk van de tweede categorie wordt aangemerkt.