Die Autonomie der Glaubensgemeinschaft darf nicht verhindern, dass die Gerichte prüfen, ob die Entscheidung des Oberhauptes des Kultes ordnungsmäßig begründet ist, ob sie nicht mit Willkür behaftet ist und ob sie nicht in einer Absicht getroffen wurde, die der Ausübung der Autonomie der betreffenden Glaubensgemeinschaft fremd ist.
De autonomie van de geloofsgemeenschap staat niet eraan in de weg dat de rechtscolleges nagaan of de beslissing van het hoofd van de eredienst behoorlijk is gemotiveerd, niet is aangetast door willekeur en genomen is met een oogmerk dat vreemd is aan de uitoefening van de autonomie van de betrokken geloofsgemeenschap.