Nach Darlegung des vorlegenden Richters habe Artikel 69 des Gesetzes vom 10. April 1971 zur Folge, dass ein Antragsteller, der einen Verschlimmerungszuschlag im Sinne von Artikel 9 des vorerwähnten königlichen Erlasses vom 10. Dezember 1987 beantrage, auf die gleiche Weise behandelt werde wie ein Antragsteller, der eine der anderen im Gesetz vom 10. April 1971 vorgesehenen Entschädigungen beantrage, während hinsichtlich der Bestimmung des Beginns der Verjährungsfrist der Antragsteller auf einen Verschlimmerungszuschlag sich in einer ungewisseren Situation befinde.
Volgens de verwijzende rechter zou artikel 69 van de wet van 10 april 1971 tot gevolg hebben dat de aanvrager die een in artikel 9 van het voormelde koninklijk besluit van 10 december 1987 bedoelde bijslag wegens verergering aanvraagt en de aanvrager die één van de andere in de wet van 10 april 1971 bedoelde vergoedingen aanvraagt, op dezelfde wijze worden behandeld, terwijl, met betrekking tot het bepalen van de aanvang van de verjaringstermijn, de aanvrager van een bijslag wegens verergering zich in een onzekerdere situatie zou bevinden.