§ 1. Die ordentlichen Berufsmagistrate unterliegen einer mit Gründen versehenen schriftlichen Bewertung, entweder einer regelmässigen Bewertung im Falle einer Ernennung oder einer Bewertung des Mandats, wenn es sich um ein Mandat als Korpschef, ein beigeordnetes Mandat oder ein spezifisches Mandat handelt.
§ 1. De werkende beroepsmagistraten worden onderworpen aan een met redenen omklede schriftelijke evaluatie, hetzij een periodieke evaluatie wanneer het een benoeming betreft, hetzij een evaluatie van het mandaat wanneer het een mandaat van korpschef, een adjunct-mandaat of een bijzonder mandaat betreft.