(1) Der Erwerb jedes Vermög
ensgegenstands, der einer unter Artikel 3 Buchstabe
i fallenden Person oder Gesellschaft gehört,
durch die Gesellschaft für einen Gegenwert von
mindestens 1/10 des gezeichneten Kapitals muss Gegenstand einer Prüfung ...[+++] und Offenlegung entsprechend der in Artikel 10 Absätze 1, 2 und 3 vorgesehenen sein; er unterliegt der Zustimmung der Hauptversammlung, falls er vor Ablauf einer Frist erfolgt, die in den einzelstaatlichen Rechtsvorschriften auf
mindestens zwei Jahre nach der Gründung der Gesellschaft oder nach dem Zeitpunkt festzusetzen ist, in dem die Gesellschaft die Genehmigung zur Aufnahme ihrer Geschäftstätigkeit erhält.
1. De verkrijging door de vennootschap van enig aa
n een in artikel 3, onder i), bedoelde persoon of vennootschap toebehorend vermogensbestanddeel voor een
tegenwaarde die ten minste 1/10 gedeelte van het geplaatste kapitaal bedraagt, wo
rdt op de wijze als omschreven in artikel 10, leden 1, 2 en 3,
onderzocht en openbaar gemaakt en wordt aan de goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders
onder ...[+++]worpen, wanneer deze verkrijging plaatsvindt binnen een door de nationale wetgeving vast te stellen termijn van ten minste twee jaar te rekenen vanaf de oprichting van de vennootschap of de verkrijging van de toestemming om de werkzaamheden aan te vangen.