Artikel 21 letzter Absatz der koordinierten Gesetze über den Staatsrat, ersetzt durch Artikel 8 des angefochtenen Gesetzes, bestimmt: « Hinsichtlich der klagenden Partei gilt eine Vermutung der Verfahrensrücknahme, wenn d
ie Partei innerhalb einer Frist von dreißig Tagen ab Notifizierung des Berichts des Auditors
beziehungsweise der Mitteilung über die Anwendung von Artikel 30 § 1 Absatz 3, worin Abweisung oder Unzulässig
keit der Beschwerde vorgeschlagen werden, n ...[+++]icht die Fortsetzung des Verfahrens beantragt ».
Artikel 21, laatste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals vervangen bij artikel 8 van de bestreden wet, bepaalt : « Ten aanzien van de verzoekende partij geldt een vermoeden van afstand van geding wanneer zij geen verzoek tot voortzetting van de procedure indient, binnen een termijn van dertig dagen die ingaat met de kennisgeving van het verslag van de auditeur of van de mededeling dat toepassing werd gemaakt van artikel 30, § 1, derde lid, en waarin de verwerping of onontvankelijkheid van het beroep wordt voorgesteld ».