i) für alle felderzeugenden Anlagen 1,0 ± 0,02 m auf jeder Seite des Bezugspunkts auf einer horizontalen Linie, die senkrecht zur Längsmittelebene des Fahrzeugs durch diesen Punkt verläuft;
i) bij alle veldgeneratoren: op 1,00 ± 0,02 m aan weerszijden van het referentiepunt op een lijn door dit punt loodrecht op het middenlangsvlak van het voertuig;