Aus den Vorarbeiten zu Artikel 2 des Gesetzes vom 4. Juli 2001, der die beanstandete Bestimmung in Artikel 633 des Gerichtsgesetzbuches eingefügt hat, geht hervor, dass der Gesetzgeber die territoriale Zuständigkeit des Pfändungsrichters bei Pfändung bei Drittschuldnern präzisieren
wollte wegen « der heftigen Kontroverse im Zusammenhang mit der Bestimmung des Pfän
dungsortes im Falle einer Pfändung bei Drittschuldnern » (Parl. Dok. , Kammer, 1999-2000, Nr. 309/001, S. 3): « Ist der Ort der Pfändung die Wohnung des gepfändeten Schuldner
...[+++]s oder die des gepfändeten Dritten?Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 2 van de wet van 4 juli 2001, dat de in het geding zijnde bepaling in artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek heeft ingevoegd, bli
jkt dat de wetgever ernaar heeft gestreefd de territoriale bevoegdheid van de beslagrechter bij het beslag onder derden te verduidelijken ten gevolge van « de felle controverse in verband met de vaststelling van de plaats van het beslag in geval van beslag onder derden » (Parl. St. , Kamer, 1999-2000, nr. 309/001, p. 3) : « is de plaats van het besl
ag de woning van de beslagen schuldena ...[+++]ar of die van de beslagen derde ?