Gesetzt schliesslich den Fall, dass nicht Artikel 123 des angefochtenen Gesetzes die vorgenannte Diskriminierung beinhalte, was allerdings noch weniger bestritten werden könne, was die Vertretung der anderen Partner im NIKIV betrifft, so müsste auf jeden Fall festgestellt werden, dass das Nichtvorhandensein einer Gesetzgebung getadelt werden müsste, wie es der Hof in seinem Urteil Nr. 31/96 vom 15. Mai 1996 bereits habe präzisieren können, wo es sich um das Fehlen von Rechtsmitteln bezüglich der Verwaltungsakte der gesetzgebenden Behörden gehandelt habe.
Gesteld, tot slot, dat het niet artikel 123 van de bestreden wet is dat de voormelde discriminatie beva
t, wat nochtans nog minder kan worden betwist wat de vertegenwoordiging van de andere pa
rtners in het RIZIV betreft, toch zou in dat geval moeten worden vastgesteld dat da
n het ontbreken van wetgeving zou moeten worden veroordeeld, zoals het Hof, in zijn arrest nr. 31/96 van 15 mei 1996, reeds heeft kunnen preciseren waar het ging
...[+++] om het ontbreken van de beroepen betreffende de administratieve handelingen van de wetgevende overheden.