Aus den Vorarbeiten zum Gesetz vom 17. April 2002 geht hervor, dass der Gesetzgeber die Arbeitsstrafe in einer bestrafenden Logik als « eine konstruktive und wirtschaftliche Alternative zu kurzen Gefängnisstrafen, insofern diese nicht notwendigerweise die beste Antwort auf Straffälligkeit sind » angesehen hat (Parl. Dok., Kammer, 1999-2000, DOC 50-0549/001, S. 4), wobei die Zielsetzung darin besteht, « anders zu bestrafen » (ebenda, S. 5).
De parlementaire voorbereiding van de wet van 17 april 2002 toont aan dat de werkstraf door de wetgever in een logica van bestraffing is opgevat als « een constructief en kostenbesparend alternatief voor de korte gevangenisstraffen omdat die niet noodzakelijk de beste oplossing zijn om de delinquentie te bestrijden » (Parl. St., Kamer, 1999-2000, DOC 50-0549/001, p. 4), waarbij de nagestreefde doelstelling erin bestaat « anders [te] gaan straffen » (ibid., p. 5).