Die klagenden Parteien machen geltend, dass die in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vorgesehenen Regeln der Gleichheit und Nichtdiskriminierung auf alle Rechte und Freiheiten und somit auch auf die Freiheit von Handel und Gewerbe sowie das Recht auf freien Wettbewerb anwendbar seien, die einen verfassungsmässigen Wert erhalten hätten.
De verzoekende partijen laten gelden dat de in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vervatte regels van gelijkheid en niet-discriminatie toepasselijk zijn ten aanzien van alle rechten en vrijheden en zij bijgevolg ook toepasselijk zijn op de vrijheid van handel en nijverheid en het recht op vrije mededinging, die grondwettelijke waarde hebben gekregen.