Vertaling van "einen repressiven charakter " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

einen offiziellen Charakter geben
een officieel karakter geven

Persönlichkeit [ Charakter (Persönlichkeit) | Individualität | individuelle Identität | personale Identität | Persönlichkeitszug | Temperament | Verhalten ]
persoonlijkheid [ gedrag | individualiteit | karakter | persoonlijke identiteit | temperament ]

zusätzlicher Charakter der Beihilfe [ Komplementarität der Beihilfe | Kumulierung der Beihilfe ]
complementariteitsbeginsel [ complementariteit van de hulp | complementariteit van financiering ]

ländlicher Charakter
landelijk karakter

Charakter beurteilen
persoonlijkheid beoordelen

vorgeschriebener vorwettbewerblicher Charakter
precompetitiviteitseis

grenzübergreifende Zusammenarbeit | übernationaler Charakter
transnationaliteit

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

Sie haben deshalb einen repressiven Charakter und sind von strafrechtlicher Art im Sinne von Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention.
Zij hebben derhalve een repressief karakter en zijn strafrechtelijk in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Sie hat eine Vorbeugungs- und Abschreckungsfunktion und weist einen überwiegend repressiven Charakter auf.
Zij heeft een preventieve en ontradende functie en vertoont een overwegend repressief karakter.

O. in der Erwägung, dass der syrische Journalist und Aktivist sowie Präsident des Syrischen Zentrums für Medien und Meinungsfreiheit Mazen Darwisch seit 2012 inhaftiert ist und dass Hani Al-Zaitani und Hussain Ghrer – aufgrund ihres Engagements zur Verteidigung der Meinungsfreiheit – dieses Schicksal teilen; in der Erwägung, dass Mazen Darwisch Meldungen zufolge schwerer Folter und Misshandlung ausgesetzt war und am 6. Mai 2015 an einen unbekannten Ort verbracht wurde; in der Erwägung, dass Mazen Darwisch der Press Freedom Prize 2015 der UNESCO verliehen wurde und er zudem mit anderen wichtigen internationalen Preisen, wie dem Preis der Lutherstädte – „Das unerschrockene Wort“ 2015, dem Bruno-Kreisky-Preis für Verdienste um die Menschenrechte 2013 und dem PEN-Pinter Prize 2014, ausgezeichnet wurde; in der Erwägung, dass die fortdauernde Inhaftierung von Mazen Darwisch, Hani Al-Zaitani und Hussain Ghrer ein weiterer Beleg für den repressiven Charakter des Regimes ist, das Baschar al-Assad in Syrien führt;
O. overwegende dat Mazen Darwish, een Syrische journalist en activist en voorzitter van het Syrisch Centrum voor media en vrijheid van meningsuiting, reeds sinds 2012 gevangen wordt gehouden, net zoals Hani Al-Zaitani en Hussain Ghrer, wegens hun inspanningen om de vrijheid van meningsuiting te verdedigen; overwegende dat Mazen Darwish naar verluidt ernstig werd gefolterd en mishandeld, en op 6 mei 2015 naar een onbekende plek is overgebracht; overwegende dat Mazen Darwish de Persvrijheidsprijs 2015 van de UNESCO heeft gekregen, alsook andere belangrijke internationale prijzen, zoals de Preis der Lutherstädte – "Das unerschrockene Wort" 2015, de Bruno-Kreisky-Preis für Verdienste um die Menschenrechte 2013, en de PEN-Pinterprijs 2014; overwegende dat de aanhoudende opsluiting van Mazen Darwish, Hani Al-Zaitani en Hussain Ghrer een verder bewijs is van het repressieve karakter van het regime van Bashar al-Assad in Syrië;

51. weist erneut darauf hin, dass es den repressiven Charakter der EU-Einwanderungspolitik ablehnt; fordert deshalb neue Initiativen, bei denen das Augenmerk verstärkt auf legale Einwanderungsmöglichkeiten für Migranten und auf die Schaffung einer Charta der Rechte aller Einwanderer gelegt und gleichzeitig die Legalisierung derjenigen Einwanderer, die bereits in der EU leben und arbeiten, gefördert wird;
51. bevestigt nogmaals zijn verzet tegen de repressieve benadering in het EU-immigratiebeleid; verzoekt daarom om nieuwe initiatieven die zich sterker moeten richten op legale inreismogelijkheden voor migranten en de opstelling van een handvest van de rechten van alle migranten, terwijl steun wordt gegeven aan de regularisering van migranten die al in de EU wonen en werken;

48. weist erneut den repressiven Charakter der EU-Einwanderungspolitik zurück; fordert deshalb neue Initiativen, die das Augenmerk verstärkt auf legale Einwanderungsmöglichkeiten für Migranten und die Verabschiedung einer Charta der Rechte der Einwanderer sowie die Regularisierung der Einwanderer, die bereits in der EU leben und arbeiten, legen;
48. bevestigt nogmaals zijn verzet tegen de repressieve benadering in het EU-immigratiebeleid; verzoekt daarom om nieuwe initiatieven die zich sterker moeten richten op legale inreismogelijkheden voor migranten en de opstelling van een handvest van de rechten van alle migranten, terwijl steun wordt gegeven aan de regularisering van migranten die al in de EU wonen en werken;

48. weist erneut den repressiven Charakter der EU-Einwanderungspolitik zurück; fordert deshalb neue Initiativen, die das Augenmerk verstärkt auf legale Einwanderungsmöglichkeiten für Migranten und die Verabschiedung einer Charta der Rechte der Einwanderer sowie die Regularisierung der Einwanderer, die bereits in der EU leben und arbeiten, legen;
48. bekrachtigt zijn verzet tegen de repressieve benadering in het EU-immigratiebeleid; verzoekt daarom om nieuwe initiatieven die zich sterker moeten richten op legale inreismogelijkheden voor migranten en de opstelling van een handvest van de rechten van alle migranten, terwijl steun wordt gegeven aan de regularisering van migranten die al in de EU wonen en werken;

2. « Verstösst Artikel 30bis § 3 Absatz 3 des Gesetzes vom 27. Juni 1969 zur Revision des Erlassgesetzes vom 28. Dezember 1944 über die soziale Sicherheit der Arbeitnehmer in der bis zum 1. Januar 1999 geltenden Fassung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in der Erwägung, dass der in Artikel 30bis § 3 Absatz 3 des vorerwähnten Gesetzes vom 27. Juni 1969 genannte Zuschlag einen vorwiegend repressiven Charakter hat, dass die Art der Eintreibung dieser Sanktion aus der Entscheidung des Gesetzgebers folgt, auf die Verwaltung zurückzugreifen, um das in dieser Bestimmung verfolgte Ziel der Abschreckung zu erreichen, und dass der Gesetzgeber den Aufschub der Vollstreckung einer Strafe nicht für unvereinbar mit einer Verwaltungssanktion hält, insofern der Rechtsuchende, der vor dem Arbeitsgericht erscheint anlässlich einer Klage des LASS zur Eintreibung eines Zuschlags wegen Verstosses gegen Artikel 30ter § 3 Absatz 1 oder 2 des Gesetzes vom 27. Juni 1969, die Anwendung des Gesetzes vom 29. Juni 1964 und insbesondere die Anwendung des Aufschubs nicht beanspruchen kann, während jeder andere Angeklagte, der nach Ablauf eines aufgrund des Gesetzes vom 27. Juni 1969 geführten Strafverfahrens im engen Sinne verurteilt werden kann - insbesondere die Rechtsuchenden anlässlich eines gemäss Artikel 35 Absätze 3 und 4 des Gesetzes vom 27. Juni 1969 auferlegten Zuschlags - die Anwendung des Gesetzes vom 29. Juni 1964 und insbesondere die Anwendung des Aufschubs wohl beanspruchen kann?
2. « Schendt artikel 30bis, § 3, derde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, in de versie ervan die tot 1 januari 1999 van toepassing was, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, overwegende dat de bijslag bedoeld in artikel 30bis, § 3, derde lid, van de voormelde wet van 27 juni 1969 een overwegend repressief karakter heeft, dat de wijze van invordering van die sanctie voortvloeit uit de keuze van de wetgever een beroep te doen op de administratie om het in die bepaling beoogde doel van ontrading te verwezenlijken, en dat de wetgever het uitstel van de tenuitvoerlegging van een straf niet onverenigbaar acht met een administratieve sanctie, in zoverre de rechtzoekende die voor de arbeidsrechtbank verschijnt naar aanleiding van een vordering van de RSZ tot invordering van een bijslag wegens schending van artikel 30ter, § 3, eerste of tweede lid, van de wet van 27 juni 1969, geen aanspraak kan maken op de toepassing van de wet van 29 juni 1964 en meer bepaald op de toepassing van het uitstel, terwijl iedere andere beklaagde die kan worden veroordeeld na afloop van een op grond van de wet van 27 juni 1969 gevoerde strafprocedure in de strikte zin, en in het bijzonder de rechtzoekenden die betrokken zijn bij een krachtens artikel 35, derde en vierde lid, van de wet van 27 juni 1969 opgelegde vergoeding, aanspraak kan maken op de toepassing van de wet van 29 juni 1964 en met name op de toepassing van het uitstel ?

1. « Verstösst Artikel 30bis § 3 Absatz 3 des Gesetzes vom 27. Juni 1969 zur Revision des Erlassgesetzes vom 28. Dezember 1944 über die soziale Sicherheit der Arbeitnehmer in der bis zum 1. Januar 1999 geltenden Fassung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in der Erwägung, dass der in Artikel 30bis § 3 Absatz 3 des vorerwähnten Gesetzes vom 27. Juni 1969 genannte Zuschlag einen vorwiegend repressiven Charakter hat, dass die Art der Eintreibung dieser Sanktion aus der Entscheidung des Gesetzgebers folgt, auf die Verwaltung zurückzugreifen, um das in dieser Bestimmung verfolgte Ziel der Abschreckung zu erreichen, und dass der Gesetzgeber die Berücksichtigung mildernder Umstände ausdrücklich akzeptiert, wenn gegen das Gesetz vom 27. Juni 1969 verstossen wird, insofern die Person, die vor dem Arbeitsgericht erscheint anlässlich einer Klage des LASS zur Eintreibung einer Sanktion wegen Verstosses gegen Artikel 30ter § 3 Absatz 1 oder 2 des Gesetzes vom 27. Juni 1969, die mildernden Umstände nicht geltend machen kann, um die Sanktion bis unter den im Gesetz festgelegten Pauschalbetrag verringern zu lassen, während jeder andere Angeklagte, der nach Ablauf eines aufgrund des Gesetzes vom 27. Juni 1969 geführten Strafverfahrens im engen Sinne verurteilt werden kann - insbesondere die Rechtsuchenden anlässlich eines gemäss Artikel 35 Absätze 3 und 4 des Gesetzes vom 27. Juni 1969 auferlegten Zuschlags - aufgrund von Artikel 38 dieses Gesetzes die mildernden Umstände wohl geltend machen kann, um diesen Betrag bis unter den im Gesetz festgelegten Pauschalbetrag verringern zu lassen?
1. « Schendt artikel 30bis, § 3, derde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, in de versie ervan die tot 1 januari 1999 van toepassing was, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, overwegende dat de bijslag bedoeld in artikel 30bis, § 3, derde lid, van de voormelde wet van 27 juni 1969 een overwegend repressief karakter heeft, dat de wijze van invordering van die sanctie voortvloeit uit de keuze van de wetgever een beroep te doen op de administratie om het in die bepaling beoogde doel van ontrading te verwezenlijken, en dat de wetgever de toekenning van verzachtende omstandigheden uitdrukkelijk aanvaardt wanneer de wet van 27 juni 1969 wordt overtreden, in zoverre de persoon die voor de arbeidsrechtbank verschijnt naar aanleiding van een vordering van de R.S.Z. tot invordering van een sanctie wegens schending van artikel 30ter, § 3, eerste of tweede lid, van de wet van 27 juni 1969, de verzachtende omstandigheden niet kan aanvoeren om de sanctie tot beneden het bij de wet bepaalde forfaitaire bedrag te verminderen, terwijl iedere andere beklaagde die kan worden veroordeeld na afloop van een op grond van de wet van 27 juni 1969 gevoerde strafprocedure in de strikte zin, en in het bijzonder de rechtzoekenden die betrokken zijn bij een krachtens artikel 35, derde en vierde lid, van de wet van 27 juni 1969 opgelegde opslag, op grond van artikel 38 van die wet de verzachtende omstandigheden kan aanvoeren om dat bedrag tot beneden het bij de wet bepaalde forfaitaire bedrag te verminderen ?