Vertaling van "einen relativen charakter " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

einen offiziellen Charakter geben
een officieel karakter geven

Plafond für die Einbuße der relativen Position eines Unternehmens
maximum voor het verlies in de relatieve positie

Verzerrung der relativen Kosten
distorsie van de relatieve prijzen

Grundsatz der relativen Stabilität
beginsel van de relatieve stabiliteit

Charakter beurteilen
persoonlijkheid beoordelen

zusätzlicher Charakter der Beihilfe [ Komplementarität der Beihilfe | Kumulierung der Beihilfe ]
complementariteitsbeginsel [ complementariteit van de hulp | complementariteit van financiering ]

Persönlichkeit [ Charakter (Persönlichkeit) | Individualität | individuelle Identität | personale Identität | Persönlichkeitszug | Temperament | Verhalten ]
persoonlijkheid [ gedrag | individualiteit | karakter | persoonlijke identiteit | temperament ]

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

14. ist überzeugt, dass „grüne“ nachhaltige Jobs kein Anhängsel sein dürfen, sondern dass Wirtschaft und Gesellschaft insgesamt nachhaltig ausgerichtet werden müssen; ist sich der Tatsache bewusst, dass es keinen abgrenzbaren Wirtschaftszweig „Umweltschutz“ oder „Umweltindustrie“ gibt, da die Umweltschutzwirtschaft viele klassische Branchen wie das produzierende Gewerbe, die Bauwirtschaft oder die Dienstleistungsbranche betrifft; fordert daher, die ILO-Definition als Arbeitsdefinition zu übernehmen, wonach alle Arbeitsplätze, die nachhaltige Entwicklung vorantreiben, „grüne“ nachhaltige Jobs sind; legt dar, dass die Definition zunächst Arbeitsplätze, die direkt Energie- und Rohstoffverbrauch verringern, Ökosysteme und Biodiversität schützen und Abfallproduktion und Luftverschmutzung minimieren, und danach alle Arbeitsplätze, die den ökologischen Fußabdruck verringern, umfasst; erkennt an, dass wegen des relativen Charakters der Definition das Jobpotenzial nicht endgültig benennbar ist;
14. is ervan overtuigd dat groene duurzame banen geen aanhangsel mogen zijn, maar dat de economie en de samenleving als geheel duurzaam georganiseerd moeten zijn; is zich bewust van het feit dat er geen aparte bedrijfstak „milieubescherming” of „milieu-industrie” bestaat, omdat de activiteit op het gebied van milieubescherming verweven is met vele klassieke sectoren, zoals de productiesector, de bouw en de dienstensector; roept daarom op om voorlopig de IAO-definitie als werkdefinitie over te nemen op grond waarvan alle arbeidsplaatsen die een duurzame ontwikkeling bevorderen, als groene duurzame banen aangemerkt dienen te worden; stelt dat de definitie zowel arbeidsplaatsen omvat die direct tot een vermindering van het energie- en grondstoffenverbruik leiden, die ecosystemen en biodiversiteit beschermen en die de afvalproductie en luchtvervuiling minimaliseren, als arbeidsplaatsen die de ecologische voetafdruk verminderen; onderkent dat de definitie van het werkgelegenheidspotentieel als gevolg van het relatieve karakter van die afbakening niet definitief vastgelegd kan worden;

14. ist überzeugt, dass „grüne“ nachhaltige Jobs kein Anhängsel sein dürfen, sondern dass Wirtschaft und Gesellschaft insgesamt nachhaltig ausgerichtet werden müssen; ist sich der Tatsache bewusst, dass es keinen abgrenzbaren Wirtschaftszweig „Umweltschutz“ oder „Umweltindustrie“ gibt, da die Umweltschutzwirtschaft viele klassische Branchen wie das produzierende Gewerbe, die Bauwirtschaft oder die Dienstleistungsbranche betrifft; fordert daher, die ILO-Definition als Arbeitsdefinition zu übernehmen, wonach alle Arbeitsplätze, die nachhaltige Entwicklung vorantreiben, „grüne“ nachhaltige Jobs sind; legt dar, dass die Definition zunächst Arbeitsplätze, die direkt Energie- und Rohstoffverbrauch verringern, Ökosysteme und Biodiversität schützen und Abfallproduktion und Luftverschmutzung minimieren, und danach alle Arbeitsplätze, die den ökologischen Fußabdruck verringern, umfasst; erkennt an, dass wegen des relativen Charakters der Definition das Jobpotenzial nicht endgültig benennbar ist;
14. is ervan overtuigd dat groene duurzame banen geen aanhangsel mogen zijn, maar dat de economie en de samenleving als geheel duurzaam georganiseerd moeten zijn; is zich bewust van het feit dat er geen aparte bedrijfstak "milieubescherming" of "milieu-industrie" bestaat, omdat de activiteit op het gebied van milieubescherming verweven is met vele klassieke sectoren, zoals de productiesector, de bouw en de dienstensector; roept daarom op om voorlopig de IAO-definitie als werkdefinitie over te nemen op grond waarvan alle arbeidsplaatsen die een duurzame ontwikkeling bevorderen, als groene duurzame banen aangemerkt dienen te worden; stelt dat de definitie zowel arbeidsplaatsen omvat die direct tot een vermindering van het energie- en grondstoffenverbruik leiden, die ecosystemen en biodiversiteit beschermen en die de afvalproductie en luchtvervuiling minimaliseren, als arbeidsplaatsen die de ecologische voetafdruk verminderen; onderkent dat de definitie van het werkgelegenheidspotentieel als gevolg van het relatieve karakter van die afbakening niet definitief vastgelegd kan worden;

– stellt fest, dass die Ausgaben für Ausfuhrerstattungen von 5 695 Millionen Euro im Jahre 1980 (50,3% des Haushalts des EAGFL-Garantie) auf 10 159 Millionen Euro im Jahre 1993 (29% des Haushalts des EAGFL-Garantie) anstiegen und anschließend auf 5 646 Millionen Euro (14 % des Haushalts des EAGFL-Garantie) im Jahre 2000 zurückgingen; verweist allerdings auf den relativen Charakter dieser Beträge aufgrund der Entwicklung des Dollar-Wechselkurses;
- constateert dat de uitgaven voor exportrestituties stegen van 5.695 mln EUR in 1980 (50,3% van de EOGFL-begroting) tot 10.159 mln. EUR in 1993 (29% van de EOGFL-begroting) en vervolgens daalden tot 5.646 mln. EUR (14% van de begroting EOGFL-Garantie) in 2000 ; merkt echter op dat deze cijfers relatief zijn vanwege de ontwikkeling van de dollarkoers;

(b) stellt fest, dass die Ausgaben für Ausfuhrerstattungen von 5.695 Millionen Euro im Jahre 1980 (50,3 % des Haushaltsvolumens des EAGFL-Garantie) auf 10.159 Millionen Euro im Jahre 1993 (29% des Haushaltsvolumens des EAGFL-Garantie) anstiegen und anschließend auf 5.646 Millionen Euro (14 % des Haushaltsvolumens des EAGFL-Garantie) im Jahre 2000 zurückgingen; verweist allerdings auf den relativen Charakter dieser Beträge aufgrund der Entwicklung des Dollar-Wechselkurses;
(b) wijst erop dat de uitgaven voor uitvoerrestituties zijn gestegen van 5695 miljoen euro in 1980 (50,3% van het budget van de afdeling Garantie van het EOGFL) naar 10159 miljoen euro in 1993 (29% van het budget van de afdeling Garantie van het EOGFL) en vervolgens zijn gedaald naar 5646 miljoen euro in 2000 (14% van het budget van de afdeling Garantie van het EOGFL); wijst evenwel op het relatieve karakter van deze bedragen vanwege de ontwikkeling van de dollarkoers;

bedauert, dass die Ausgaben für Ausfuhrerstattungen von 5.695 Millionen Euro im Jahre 1980 (50,3% des EAGFL-Garantie-Etats) auf 10.159 Millionen Euro im Jahre 1993 (29% des EAGFL-Garantie-Etats) anstiegen und anschließend auf 5.646 Millionen Euro (14 % des EAGFL-Garantie-Etats) im Jahre 2000 zurückgingen; verweist allerdings auf den relativen Charakter dieser Beträge aufgrund der Entwicklung des Dollar-Wechselkurses;
betreurt dat de uitgaven voor exportrestituties stegen van € 5.695 mln in 1980 (50,3% van de EOGFL-begroting) tot € 10.159 mln. in 1993 (29% van de EOGFL-begroting) en vervolgens daalden tot € 5.646 mln (14% van de begroting EOGFL-Garantie) in 2000; merkt echter op dat deze cijfers relatief zijn vanwege de ontwikkeling van de dollarkoers;

Das Recht auf Arbeit und auf freie Berufswahl werde zwar durch Artikel 23 Absatz 3 Nr. 1 der Verfassung garantiert, habe aber einen relativen Charakter; die darin ausgedrückte Sorge müsse mit den Zielsetzungen des Allgemeinwohls vereinbar sein und sei kein subjektives Recht (das einen Inhaber, ein präzises Ziel, einen identifizierten Schuldner und eine Sanktionsmöglichkeit erfordere), so dass die freie Berufswahl nicht durch den beanstandeten Behandlungsunterschied beeinträchtigt werde.
Het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid, dat weliswaar wordt gewaarborgd bij artikel 23, derde lid, 1°, van de Grondwet, heeft echter een relatief karakter : de zorg die erin wordt uitgedrukt moet verenigbaar zijn met de doelstellingen van algemeen belang en heeft niet het karakter van een subjectief recht (dat een houder, een precies doel, een geïdentificeerde schuldenaar en de mogelijkheid van een sanctie vereist), zodat de vrije keuze van beroepsactiviteit niet wordt geraakt door het in het geding zijnde verschil in behandeling.