Ein „Landwirt“ im Sinne von Absatz 1 Buchstabe c ist eine Person, die nach von den Mitgliedstaaten festzulegenden Kriterien einen wesentlichen Teil ihrer Arbeitszeit landwirtschaftlichen Tätigkeiten widmet und einen erheblichen Teil ihres Einkommens hieraus bezieht.
"Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), wordt onder "landbouwer" verstaan een persoon die een wezenlijk deel van zijn arbeidstijd aan landbouwwerkzaamheden besteedt en daaruit een belangrijk deel van zijn inkomen haalt, zulks in overeenstemming met door de lidstaat op te stellen criteria".