32. stellt fest, dass 2006 68% der Haushaltszuschüsse des EEF in Form sektorbezogener Haushaltszuschüsse bereitgestellt wurden, die gezielter vergeben werden als allgemeine Haushaltszuschüsse und somit risikoärmer sind; stellt die von der Kommission praktizierte "dynamische Auslegung" der Auswahlkriterien für die Haushaltszuschüsse, die dem ERH zufolge das Risiko erhöht, in Frage; vertritt die Auffassung, dass Haushaltszuschüsse nur den Ländern gewährt werden sollten, die bereits Mindeststandards einer zuverlässigen Verwaltung der öffentlichen Finanzen erfüllen;
32. merkt op dat in 2006 68% van de begrotingssteun uit het EOF
werd verleend in de vorm van sectorale begrotingssteun, die gerichter van opzet is dan algemene begrotingssteun en waaraan derhalve geringere risico
's zijn verbonden; heeft twijfels omtrent de door de Commissie toegepaste "dynamische interpretatie"
van de criteria die worden gehanteerd om voor begrotingssteun in aanmerking te
...[+++]komen en waaraan volgens de Rekenkamer een hoger risico is verbonden; is van mening dat begrotingssteun alleen moet worden toegekend aan landen die reeds voldoen aan minimale geloofwaardigheidsnormen voor het beheer van overheidsfinanciën;