3. Die Mitgliedstaaten stellen sicher, dass die Häufigkeit und der Umfang der Inspektionen der Anzahl und den Arten der untergebrachten Tiere, dem Grad der Einhaltung dieser Richtlinie durch die Einrichtung sowie bei Verwendereinrichtungen der Anzahl und der Art der in diesen Einrichtungen durchgeführten Projekte gerecht werden.
3. De lidstaten dragen er zorg voor dat de frequentie en de omvang van deze inspecties zijn afgestemd op het aantal gehuisveste dieren en op de betrokken soorten, op de staat van dienst van de inrichting wat betreft de naleving van deze richtlijn en, in het geval van gebruikende inrichtingen, op het aantal en de aard van de projecten die er worden uitgevoerd.