(1) Die Mitgliedstaaten treffen alle erforderlichen Maßnahmen, um sicherzustellen, dass sämtliche Einfuhren von Geweben und Zellen aus Drittländern durch für diese Tätigkeiten zugelassene, benannte, genehmigte oder lizenzierte Gewebeeinrichtungen vorgenommen werden, dass importierte menschliche Gewebe und Zellen gemäß den Rechtsvorschriften des Drittlandes gespendet, beschafft und ausgeführt wurden und dass sie gemäß den in Artikel 8 festgelegten Verfahren vom Spender zum Empfänger und umgekehrt zurückverfolgt werden können.
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat weefsels en cellen uit derde landen uitsluitend worden ingevoerd door weefselinstellingen die in het bezit zijn van een erkenning, aanwijzing, machtiging of vergunning voor die activiteiten, dat de ingevoerde weefsels en cellen gedoneerd, verkregen en uitgevoerd zijn overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het derde land, en dat zij kunnen worden getraceerd van de donor tot de ontvanger en omgekeerd overeenkomstig de in artikel 8 vermelde procedures.
