Der verweisende Richter stellt drei präjudizielle Fragen über die Vereinbarkeit des Gesetzeserlasses vom 29. Dezember 1945 « zur Festlegung des Verbots der Beschriftung auf den öffentlichen Strassen » mit den Artikeln 10, 11 und 21 der Verfassung, in Verbindung mit deren Artikel 19, mit Artikel 10 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 19 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, in denen das Recht auf freie Meinungsäusserung gewährleistet wird.
De verwijzende rechter stelt drie prejudiciële vragen over de bestaanbaarheid van de besluitwet van 29 december 1945 « houdende verbod tot het aanbrengen van opschriften op den openbaren weg » met de artikelen 10, 11 en 21 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 19 van de Grondwet, met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarin het recht op vrije meningsuiting wordt gewaarborgd.