In artikel 6, lid 2 en 3 van het besluit tot oprichting van het Bureau w
ordt bepaald dat de Directeur van het Bureau "de directeur-generaal Begrotingen, na raadpleging van het Comité van toezicht, tijdig een voorontwerp van begroting [doet] toekomen, dat bestemd is om te worden geboekt op de bijzondere lijn betreffende het Bureau van de jaarlijkse algemene begroting" en dat de directeur van het Bureau, die "de ordonnateur [is] voor de uitvoering van het bijzon
dere begrotingsonderdeel van deel A van de begroting betreffende het Bureau
...[+++]en van de specifieke begrotingslijnen betreffende fraudebestrijding van deel B [...] gemachtigd [is] zijn bevoegdheden te subdelegeren".