In diesen mitunter ziemlich tief eingeschnittenen Tälern stellen die verschiedenen Wasserläufe (3260) für den Eisvogel, die Groppe, das Bachneunauge, den Schwarzstorch,.typische Lebensräume dar. Dort sind ebenfalls Hochstaudenfluren (6430) sowie Auenwälder (91E0*) vorzufinden, die Ufersäume bilden.
In deze soms tamelijk ingebedde valleien, vormen de verschillende waterlopen (3260) habitats van soorten voor de Ijsvogel, de donderpad, de Beekprik, de zwarte ooievaar,.Er zijn ook gebieden met strooiselruigte (6430) alsook alluviale bossen (91E0*) die oeverranden vormen.