(1) Die Mitgliedstaaten können vorschreiben, dass eine Drittlandfirma, die die Erbringung von Wertpapierdienstleistungen oder die Ausübung von Anlagetätigkeiten mit oder ohne Nebentätigkeiten für Kleinanleger oder für professionelle Kunden im Sinne von Anhang II Abschnitt 2 in ihrem Hoheitsgebiet beabsichtigt, eine Zweigniederlassung in diesem Mitgliedstaat errichten muss.
1. De lidstaten kunnen voorschrijven dat een onderneming uit een derde land die voornemens is op het grondgebied van de betrokken lidstaten beleggingsdiensten of -activiteiten met of zonder nevendiensten voor niet-professionele cliënten of voor professionele cliënten in de zin van deel II van bijlage II, te verlenen of te verrichten, een bijkantoor in die lidstaat vestigt.