Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet und R. Leysen, unter Assistenz des Kanzlers F. Meersschaut, unter dem Vorsitz des Präsidenten E. De Groot, erlässt nach Beratung folgenden Entscheid: I. Gegenstand der Vorabentscheidungsfrage und Verfahren In seinem Urteil vom 12. Mai 2015 in Sachen Robert Van Alphen gegen die « Restel Residences » AG, dessen Ausfertigung am 18. Mai 2015 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat das Arbeitsgericht Antwerpen, Abteilung Antwerpen, folgende Vorabentscheidungsfrage gestellt: « Verstößt Artikel 82 des Gesetzes vom 3. Juli 1978 insofern, als
bei der Abänderung dieses Artikels durch ...[+++] das Gesetz vom 26. Dezember 2013 ' über die Einführung eines Einheitsstatuts für Arbeiter und Angestellte, was Kündigungsfristen und Karenztag betrifft, und von Begleitmaßnahmen ' keine Übergangsmaßnahmen vorgesehen wurden, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem ein Arbeiter, der zwischen dem 8. Juli 2013 und dem 1. Januar 2014 entlassen wurde, diesen Artikel n
icht geltend machen kann, während Angestellte mit demselben Dienstalter diesen Artikel wohl geltend machen können?
Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 12 mei 2015 in zake Robert Van Alphen tegen de nv « Restel Residences », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 mei 2015, heeft de Arbeidsrechtbank te Antwerpen, afdeling Antwerpen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 82 van de wet van 3 juli 1978, voor zover er bij de wijziging van dit artikel door de wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut inzake de opzeggingstermijnen en de
...[+++]carenzdag en begeleidende maatregelen, geen overgangsmaatregelen werden voorzien, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voor zover een arbeider die ontslagen werd tussen 8 juli 2013 en 1 januari 2014 geen beroep kan doen op dat artikel terwijl bedienden met dezelfde anciënniteit wel een beroep kunnen doen op dat artikel ?