„Familienangehöriger“ jede Person, die nach den Rechtsvorschriften des Mitgliedstaats, in dessen Gebiet sie wohnt, abgeleitete oder festgesetzte Ansprüche hat oder als Familienangehöriger anerkannt oder als Haushaltsangehöriger bezeichnet ist.
iedere persoon die afgeleide rechten heeft en die in de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont, als gezinslid wordt aangemerkt of erkend, of als huisgenoot wordt aangeduid.