Die präjudizielle Frage bezieht sich auf die Vereinbarkeit von Artikel 174 Nr. 6 des koordinierten KIV-Gesetzes mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 14 Absatz 1 des Internationalen Paktes über bürgerl
iche und politische Rechte, insofern der obengenannte Artikel 174 Nr. 6 dahingehend interpretiert wird, dass er nicht auf die Rückforderungen im Sinne von A
rtikel 157 Absatz 1 desselben koordinierten Gesetzes
anwendbar ist ...[+++].
De prejudiciële vraag peilt naar de bestaanbaarheid van artikel 174, 6, van de gecoördineerde Z.I. V. -wet met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14.1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, wanneer voormeld artikel 174, 6, in die zin wordt geïnterpreteerd dat het niet van toepassing is op de terugvorderingen bedoeld in artikel 157, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wet.