Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com
« Gibt die Anwendung des Gesetzes vom 10. Juni 1998

Vertaling van "des zivilgesetzbuches vorgesehene dreissigjährige verjährungsfrist " (Duits → Nederlands) :

Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 a. In seinem Urteil vom 27. April 2016 in Sachen der Stadt Charleroi gegen Carl Focroulle, dessen Ausfertigung am 20. Mai 2016 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat der Friedensrichter des Kantons Florennes-Walcourt folgende Vorabentscheidungsfrage gestellt: « Verstößt Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches, dahin ausgelegt, dass die darin vorgesehene fünfjährige Verjährungs ...[+++]

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij vonnis van 27 april 2016 in zake de stad Charleroi tegen Carl Focroulle, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 mei 2016, heeft de Vrederechter van het kanton Florennes-Walcourt de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin het voorziet, niet van toepassing is op de terugvordering van sommen die bij termijnen ten onrechte zijn betaald, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het een niet redelijk verantwoord onderscheid invoert onder ...[+++]


Befragt wird der Gerichtshof zur Vereinbarkeit von Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, wenn diese Bestimmung dahin ausgelegt werde, dass die darin vorgesehene kürzere Verjährungsfrist nicht auf die Nutzungsentschädigungen aufgrund von Artikel 577-2 §§ 3 und 5 des Zivilgesetzbuches anwendbar wäre, « insbesondere insofern kein Kapital gefordert wird, sondern monatliche Entschädigungen, was zu ...[+++]

Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer het in die zin wordt geïnterpreteerd dat de kortere verjaringstermijn waarin het voorziet, niet van toepassing zou zijn op benuttingsvergoedingen gebaseerd op artikel 577-2, §§ 3 en 5, van het Burgerlijk Wetboek, « met name in zoverre geen kapitaal wordt gevorderd, maar maandelijkse vergoedingen, wat tot gevolg heeft dat de schuldvordering na zekere tijd een kapitaal wordt ».


In der ersten präjudiziellen Frage legt der Verweisungsrichter dem Hof die Frage vor, ob der obengenannte Artikel 11 des Gesetzes vom 10. Juni 1998 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstösst, insoweit er dazu führt, dass die in Artikel 2262 des Zivilgesetzbuches vorgesehene dreissigjährige Verjährungsfrist auf die auf einer Straftat beruhende Zivilklage anwendbar bleibt, die trotz ihrer Verjährung nicht Gegenstand einer rechtskräftig gewordenen Entscheidung gewesen ist, während, wenn dies der Fall ist, diese Klagen auch weiterhin der im früheren Artikel 26 des Präliminartitels des Strafprozessgesetzbuches vorgesehenen fünfjähri ...[+++]

In de eerste prejudiciële vraag vraagt de verwijzende rechter het Hof of voormeld artikel 11 van de wet van 10 juni 1998 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre het tot gevolg heeft dat de verjaringstermijn van dertig jaar waarin artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, van toepassing blijft op de burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf die, hoewel ze verjaard is, niet het voorwerp is geweest van een in kracht van gewijsde gegane beslissing, terwijl, wanneer dat het geval is, die rechtsvorderingen onderworpen blijven aan de verjaringstermijn van vijf jaar waarin het vroegere artikel 26 van de voora ...[+++]


In der zweiten präjudiziellen Frage legt der Verweisungsrichter dem Hof die Frage vor, ob Artikel 11 des Gesetzes vom 10. Juni 1998 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstösst, insoweit er dazu führt, dass die in Artikel 2262 des Zivilgesetzbuches vorgesehene dreissigjährige Verjährungsfrist auf die aufgrund einer Straftat entstandene Zivilklage anwendbar bleibt, die, obwohl verjährt, nicht Gegenstand einer rechtskräftig gewordenen Entscheidung gewesen ist.

In de tweede prejudiciële vraag vraagt de verwijzende rechter aan het Hof of artikel 11 van de wet van 10 juni 1998 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre het tot gevolg heeft dat de dertigjarige verjaring van artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing blijft op de burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf die, hoewel zij verjaard is, niet het voorwerp is geweest van een in kracht van gewijsde gegane beslissing.


Diese Begründung zeigt auch, dass die Rechtsprechung dieser gegenüber übergangsweise annimmt, dass die Zivilklage infolge eines Verstosses, der zwar verjährt ist, aber zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des Gesetzes vom 10. Juni 1998 zur Abänderung gewisser Bestimmungen bezüglich der Verjährung nicht Gegenstand einer rechtskräftigen Entscheidung gewesen ist, weiterhin der ehemaligen Frist unterliegt, die im Zivilgesetzbuch vorgesehen war (dreissigjährig ...[+++]

In die motivering wordt eveneens opgemerkt dat de rechtspraak, ten aanzien daarvan en bij wijze van overgangsmaatregel, aanvaardt dat de burgerlijke rechtsvordering die voortvloeit uit een misdrijf dat, hoewel het verjaard is, op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 10 juni 1998 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een in kracht van gewijsde gegane beslissing, onderworpen blijft aan de vroegere termijn bepaald in het Burgerlijk Wetboek (dertigjarige verjaring, voormalig artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek).


« Gibt die Anwendung des Gesetzes vom 10. Juni 1998 [zur Abänderung einiger die Verjährung betreffender Bestimmungen], insbesondere des Artikels 11 dieses Gesetzes, Anlass zu einem Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie dazu führt, dass Artikel 2262 des Zivilgesetzbuches und die in dieser Bestimmung festgelegte dreissigjährige Verjährungsfrist, die auf die Zivilklage infolge einer Straftat, die, obwohl sie v ...[+++]

« Geeft de toepassing van de wet van 10 juni 1998 [tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring] en meer bepaald van artikel 11 ervan, aanleiding tot een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij tot gevolg heeft dat artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek en de verjaringstermijn van dertig jaar waarin die bepaling voorziet, van toepassing blijven op de burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf die, hoewel ze verjaard is, niet het voorwerp is geweest van een in kracht van gewijsde gegane beslissing, terwijl :


Ausserdem habe der Hof in seinem Urteil Nr. 13/97 vom 18. März 1997 geurteilt, dass die durch Artikel 2262 des Zivilgesetzbuches eingeführte dreissigjährige Verjährungsfrist eher eine einfache Restregel geworden sei als gesetzlicher Ausdruck dessen, was das Allgemeininteresse in den meisten Fällen erfordere.

Bovendien heeft het Hof, in het arrest nr. 13/97 van 18 maart 1997, geoordeeld dat de dertigjarige verjaring, ingesteld bij artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek, gewoon een regel van residuaire aard is, veeleer dan de wettelijke uitdrukking van hetgeen het algemeen belang in de meeste gevallen vereist.


w