Uit het voorgaande vloeit voort dat, door de combinatie van de artikelen 25 en 56, tweede lid, van het Strafwetboek, artikel 216novies van het Wetboek van strafvordering en artikel 2, eerste lid en derde lid, 2°, van de wet van 4 oktober 1867, de inverdenkinggestelde die tot de in B.2 beschreven eerste categorie behoort en die naar de corr
ectionele rechtbank wordt verwezen kan worden veroordeeld tot een vrijheidsberoving van langere duur (correctionele gevangenisstraf van veertig jaar) dan die welke de inverdenkinggestelde die tot de beschreven tweede categorie behoort, die van zijn kant naar het hof van assisen wordt verwezen, riskeert
...[+++](opsluiting van dertig jaar).