Das vorlegende Rechtsprechungsorgan fragt, ob die betreffende Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit deren Artikeln 12, 23 und 182, vereinbar sei, indem sie dem Minister der Landesverteidigung die Ermessensbefugnis erteile, einen Antrag auf zeitweilige Amtsenthebung aus persönlichen Gründen aufgrund der Anforderungen des Stellenplans sowie aufgrund der Nichterfüllung der Leistungsbedingungen abzulehnen.
Het verwijzende rechtscollege vraagt of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 12, 23 en 182, van de Grondwet, doordat zij de minister van Landsverdediging een discretionaire bevoegdheid verleent om een aangevraagde tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden te weigeren op grond van encadreringsvereisten en omdat niet is voldaan aan de rendementsvoorwaarden.