Der verweisende Richte
r fragt den Hof, ob diese Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, wenn sie dahingehend ausgelegt werde, dass mit dem Wort « Entlohnung » nur die Entlohnungen von Unternehmensleitern im Sinne von Artikel 32 des EStGB 1992 gemeint sind. In dieser Auslegung schaffe die fragliche Bestimmung in bezug auf den Vorteil des ermässigten Steuersatzes einen Behandlungsunterschied zwischen den Gesellschaften, je nachdem, ob sie ihrem Unternehmensleiter eine Entlohnung als Unternehmensleiter im S
inne von Artikel 32 gewährten oder ...[+++] ob sie ihrem Unternehmensleiter, der ein unentgeltliches Mandat als Verwaltungsratsmitglied, Geschäftsführer
oder Liquidator ausübe, Entlohnungen als Arbeitnehmer in gleicher Höhe gewährten, die zu der Kategorie von Entlohnungen von Arbeitnehmern im Sinne von Artikel 31 des EStGB 1992 gehörten.
De verwijzende rechter vraagt het Hof naar de bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer zij zo wordt geïnterpreteerd dat zij met het woord « bezoldiging » enkel de bezoldigingen van bedrijfsleider beoogt in de zin van artikel 32 van het W.I. B. 1992. In die interpretatie roept de in het geding zijnde bepaling, wat betreft het voordeel van het verlaagde belastingtarief, een verschil in behandeling in het leven tussen de vennootschappen, naargelang zij aan hun bedrijfsleider een bezoldiging van bedrijfsleider in de zin van artikel 32 toekennen, of aan hun bedrijfsleider die een onbezoldigd mandaat van bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar uitoefent, bezoldigingen als werknemer toekennen voor een i
dentiek be ...[+++]drag, die onder de in artikel 31 van het W.I. B. 1992 bedoelde categorie van de bezoldigingen van werknemer vallen.