Aus dem Sachverhalt der vor den vorlegenden Richtern anhängigen Streitsachen und aus der Begründung der Verweisungsentschei
dungen geht hervor, dass die Streitsachen sich auf die strafrechtliche Verfolgung von Personen wegen des Begehens von Handlungen beziehen, die nicht nur
als eine durch das Dopingdekret vom 27. März 1991 verbotene « Dopingpraxis oder damit gleichgestellte Praxis », sondern auch als « Besitz verbotener Substanzen » im Sinne des Betäu
bungsmittelgesetzes eingestuft ...[+++] werden könnten.
Uit de feiten van de voor de verwijzende rechter hangende geschillen en uit de motivering van de verwijzingsbeslissingen blijkt dat de geschillen betrekking hebben op de strafrechtelijke vervolging van personen wegens het plegen van feiten die niet alleen zouden kunnen worden gekwalificeerd als een bij het Dopingdecreet van 27 maart 1991 verboden « dopingpraktijk of daarmee gelijkgestelde praktijk », maar ook als « bezit van verboden substanties », in de zin van de Drugwet.