Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de « verfassung insofern diese bestimmung dahingehend ausgelegt werden » (Allemand → Néerlandais) :

« Verstößt Artikel 7 des Sondergesetzes vom 19. Juli 2012 ' zur Abänderung des Gesetzes vom 9. August 1988 zur Abänderung des Gemeindegesetzes, des Gemeindewahlgesetzes, des Grundlagengesetzes über die öffentlichen Sozialhilfezentren, des Provinzialgesetzes, des Wahlgesetzbuches, des Grundlagengesetzes über die Provinzialwahlen und des Gesetzes zur Organisation von gleichzeitigen Wahlen für die gesetzgebenden Kammern und die Provinzialräte (des so genannten " Pazifizierungsgesetzes " ) und des Sondergesetzes vom 8. August 1980 zur Reform der Institutionen, was die Ernennung der Bürgermeister der Randgemeinden betrifft ' gegen die Artikel 4, 10 und 11 der Verfassung, insofern ...[+++] diese Bestimmung dahingehend ausgelegt werden soll, dass bei der Nichternennung eines Bürgermeisters in einer der Randgemeinden nicht das Verhalten des Kandidaten während des Zeitraums vor dem Inkrafttreten dieses Sondergesetzes berücksichtigt werden kann, auch wenn dieses Verhalten noch immer aktuell und relevant ist, wenn ausdrücklich daran festgehalten wird, während für die Ernennung von Bürgermeistern außerhalb der Randgemeinden wohl ihr Verhalten vor demselben Zeitpunkt berücksichtigt werden kann?

« Worden de artikelen 4, 10 en 11 van de Grondwet geschonden door artikel 7 van de bijzondere wet van 19 juli 2012 ' houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen (de zogenaamde " pacificatiewet " ) en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming ...[+++]


« Verstösst Artikel 7 des Sondergesetzes vom 19. Juli 2012 ' zur Abänderung des Gesetzes vom 9. August 1988 zur Abänderung des Gemeindegesetzes, des Gemeindewahlgesetzes, des Grundlagengesetzes über die öffentlichen Sozialhilfezentren, des Provinzialgesetzes, des Wahlgesetzbuches, des Grundlagengesetzes über die Provinzialwahlen und des Gesetzes zur Organisation von gleichzeitigen Wahlen für die gesetzgebenden Kammern und die Provinzialräte (des so genannten " Pazifizierungsgesetzes " ) und des Sondergesetzes vom 8. August 1980 zur Reform der Institutionen, was die Ernennung der Bürgermeister der Randgemeinden betrifft ' gegen die Artikel 4, 10 und 11 der Verfassung, insofern ...[+++] diese Bestimmung dahingehend ausgelegt werden soll, dass bei der Nichternennung eines Bürgermeisters in einer der Randgemeinden nicht das Verhalten des Kandidaten während des Zeitraums vor dem Inkrafttreten dieses Sondergesetzes berücksichtigt werden kann, auch wenn dieses Verhalten noch immer aktuell und relevant ist, wenn ausdrücklich daran festgehalten wird, während für die Ernennung von Bürgermeistern ausserhalb der Randgemeinden wohl ihr Verhalten vor demselben Zeitpunkt berücksichtigt werden kann?

« Worden de artikelen 4, 10 en 11 van de Grondwet geschonden door artikel 7 van de bijzondere wet van 19 juli 2012 ' houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen (de zogenaamde " pacificatiewet " ) en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming ...[+++]


Die zweite Vorabentscheidungsfrage in den Rechtssachen Nrn. 5640 und 5641 zielt darauf ab, vom Gerichtshof zu vernehmen, ob der in B.1.2 zitierte Artikel 7 des Sondergesetzes vom 19. Juli 2012 mit den Artikeln 4, 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, « insofern diese Bestimmung dahingehend ausgelegt werden soll, dass bei der Nichternennung eines Bürgermeisters in einer der Randgemeinden nicht das Verhalten des Kandidaten während des Zeitraums vor dem Inkrafttreten diese ...[+++]

De tweede prejudiciële vraag in de zaken nrs. 5640 en 5641 strekt ertoe van het Hof te vernemen of het in B.1.2 geciteerde artikel 7 van de bijzondere wet van 19 juli 2012 bestaanbaar is met de artikelen 4, 10 en 11 van de Grondwet, « in zoverre die bepaling moet worden geïnterpreteerd in die zin dat bij de niet-benoeming van een burgemeester in één van de randgemeenten géén rekening mag gehouden worden met het gedrag van de kandidaat in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van die bijzondere wet, ook al is dat gedrag nog st ...[+++]


Befragt wird der Gerichtshof zur Vereinbarkeit von Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, wenn diese Bestimmung dahin ausgelegt werde, dass die darin vorgesehene kürzere Verjährungsfrist nicht auf die Nutzungsentschädigungen aufgrund von Artikel 577-2 §§ 3 und 5 des Zivilgesetzbuches anwendbar wäre, « insbesondere insofern kein Kapital gefordert wird, sondern monatliche Entschädigungen, was zu ...[+++]

Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer het in die zin wordt geïnterpreteerd dat de kortere verjaringstermijn waarin het voorziet, niet van toepassing zou zijn op benuttingsvergoedingen gebaseerd op artikel 577-2, §§ 3 en 5, van het Burgerlijk Wetboek, « met name in zoverre geen kapitaal wordt gevorderd, maar maandelijkse vergoedingen, wat tot gevolg heeft dat de schuldvordering na zekere tijd een kapitaal wordt ».


Moerman, E. Derycke, P. Nihoul und R. Leysen, unter Assistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter dem Vorsitz des Präsidenten J. Spreutels, erlässt nach Beratung folgenden Entscheid: I. Gegenstand der Vorabentscheidungsfrage und Verfahren In seinem Urteil vom 3. September 2015 in Sachen Dimitry Moedaert und Vinciane Schoonbroodt gegen den belgischen Staat, dessen Ausfertigung am 17. September 2015 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat das Gericht erster Instanz Lüttich, Abteilung Lüttich, eine Vorabentscheidungsfrage gestellt, die durch Anordnung des Gerichtshofes vom 14. Oktober 2015 wie folgt umformuliert wurde: « Verstoßen die Artikel 132bis und 136 des EStGB 1992, dahin ausgelegt ...[+++]

Moerman, E. Derycke, P. Nihoul en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 3 september 2015 in zake Dimitry Moedaert en Vinciane Schoonbroodt tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 september 2015, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, een prejudiciële vraag gesteld die bij beschikking van het Hof van 14 oktober 2015 als volgt werd geherformuleerd : « Schenden de artikelen 132bis en 136 van het W ...[+++]


Der vorlegende Richter befragt den Hof nach der Vereinbarkeit des vorerwähnten Artikels 418 Absatz 1 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, insofern diese Bestimmung dahingehend ausgelegt wird, dass sie es erlaubt, dass Aufschubzinsen nur im Falle der Erstattung von Steuern gewährt werden, d.h. unter Ausschluss der Erstattung nicht verrechneter Berufssteuervorabzüge.

De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het voormelde artikel 418, eerste lid, in die zin geïnterpreteerd dat het toestaat dat moratoriuminteresten enkel worden toegekend bij terugbetaling van belastingen, met uitsluiting van terugbetalingen van niet verrekende bedrijfsvoorheffingen.


Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 In seinem Urteil vom 18. April 2016 in Sachen B.L. gegen das Landesinstitut für Kranken- und Invalidenversicherung, dessen Ausfertigung am 26. April 2016 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat das Gericht erster Instanz Lüttich, Abteilung Huy, folgende Vorabentscheidungsfragen gestellt: - « Verstößt Artikel 2 Nr. 7 des Gesetzes vom 31. März 2010 [über die Vergütung von Schäden infolge von Gesundheitspflegeleistungen] gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er einen anormalen Schaden als Schaden, der unter Berücksichtigung des ...[+++]

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 18 april 2016 in zake B.L. tegen het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 april 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Hoei, de volgende prejudiciële vragen gesteld : - « Schendt artikel 2, 7°, van de wet van 31 maart 2010 [betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het abnormale schade definieert als schade die zich niet had moeten voordoen in de huidige stand van de we ...[+++]


Der vorlegende Richter fragt, ob Artikel 127 des Hochschuldekrets gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung und die Charta der Grundrechte der Europäischen Union verstoße, insofern diese Bestimmung es erlaube, dass die Einstellung von Teilzeitgastprofessoren unbegrenzt verlängert werden könne, wodurch es bei der Beendigung eines befristeten Vertrags auch dann, wenn für einen Zeitraum von m ...[+++]

De verwijzende rechter wenst te vernemen of artikel 127 van het Hogescholendecreet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie schendt, in zoverre die bepaling toelaat dat de aanstelling van deeltijdse gastprofessoren onbeperkt kan worden verlengd, waardoor er bij het beëindigen van een overeenkomst voor bepaalde tijd, zelfs indien er voor een periode van meer dan drie jaar overeenkomsten werden afgesloten, geen recht is op een opzeggingsvergoeding, terwijl werknemers die tewerkgestel ...[+++]


Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet und R. Leysen, unter Assistenz des Kanzlers F. Meersschaut, unter dem Vorsitz des Richters A. Alen, erlässt nach Beratung folgenden Entscheid: I. Gegenstand der Vorabentscheidungsfrage und Verfahren In seinem Entscheid vom 19. November 2014 in Sachen Anne Marie Van Roy gegen die VoG « Thomas More Mechelen-Antwerpen », dessen Ausfertigung am 27. November 2014 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat der Arbeitsgerichtshof Antwerpen folgende Vorabentscheidungsfrage gestellt: « Verstößt Artikel 127 des Dekrets vom 13. Juli 1994 über die Hochschulen in der Flämischen Gemeinschaft gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung und die Charta der Grundrechte, dahin ...[+++]

Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van rechter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 19 november 2014 in zake Anne Marie Van Roy tegen de vzw « Thomas More Mechelen-Antwerpen », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 november 2014, heeft het Arbeidshof te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 127 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en het Handvest van de Grondrechten, in die interpretatie dat de aanstelling ...[+++]


3. « Verstösst dieselbe Bestimmung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie es einer Militärperson nicht erlaubt, sich entweder für die Pauschalregelung oder für die gemeinrechtliche Entschädigungsregelung zu entscheiden, oder verstösst Artikel 1 Absatz 5 der vorgenannten koordinierten Gesetze über die Entschädigungspensionen gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern diese Bestimmung dahingehend ausgelegt wird, dass sie dem Opfer, das eine Militärperson ist, keine Wahl bietet?

3. « Schendt dezelfde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre dat ze aan de militair niet toestaat te kiezen tussen forfaitaire regeling en gemeenrechtelijke vergoedingsregeling of schendt artikel 1, vijfde lid, van de bedoelde samengeordende wetten op de vergoedingspensioenen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wanneer deze bepaling gelezen wordt dat het slachtoffer, militair, uitsluit van een keuze ?


w