In ihrem dritten Klagegrund führen die klagenden Parteien an, dass die Artikel 4.1.17 Nr. 1 und 4.1.20 bis 4.1.24 des Grundstücks- und Immobiliendekrets gegen die Ar
tikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit den Artikeln 1, 2 und 3 der Richtlinie 2004/18/EG des Europäischen Parlaments und des Rates vom 31. März 2004 über die Koordinierung der Verfahren zur Vergabe öffentlicher Bauaufträge, Lieferaufträge und Dienstleistungsaufträge (nachstehend: Vergabekoordinierungsrichtlinie) und mit den Artikeln 49 und 56 des AEUV verstiessen, indem zu Unrecht die Regelung über öffentl
iche Aufträge nicht ...[+++]eingehalten werde.
Met hun derde middel voeren de verzoekende partijen aan dat de artikelen 4.1.17, 1°, en 4.1.20 tot 4.1.24 van het Grond- en pandendecreet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 1, 2 en 3 van de richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (hierna : de Richtlijn Overheidsopdrachten) en met de artikelen 49 en 56 van het VWEU, schenden, doordat ten onrechte de overheidsopdrachtenreglementering niet werd nageleefd.