Dem einzigen von der klagenden Partei vorge
brachten Klagegrund zufolge würde die angefochtene Bestimmung von der Richtlinie 93/16/EWG vom 5. April 1993 abweichen, indem sie in Verbindung mit dem königlichen Erlass Nr. 78 vom 10. November 1967, der nur den Inhabern des Arztdiploms das Recht vorbehalte, Handlungen durchzuführen, die zur Ausübung der Heilkunst gehören würden, jene Verpflichtung, die den Anwärte
rn auferlegt werde, denen die spezifische Ausbildung in der Allgemeinmedizin erteilt werde,
missachte, von den ...[+++]Personen, mit denen sie beruflich arbeiten, persönlich zur Mitarbeit herangezogen zu werden und Mitverantwortung zu übernehmen, und zwar im Sinne von Artikel 31 Absatz 1 Buchstabe d der Richtlinie.Volgens het enig middel dat door de verzoekende partij is aangevoerd, wijkt de bestreden bepaling af van de Richtlijn 93/16/EEG van 5 april 1993 doordat zij, in samenhang met het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967, dat aan de enkele houders van het diploma van arts het recht voorbehoudt om handelingen te stellen die tot de uitoefening van de geneeskunst behoren, de verplichting miskent, voor de kandidaten die de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde volgen, om persoonlijk deel te nemen aan de bero
epsactiviteit en te delen in de verantwoordelijkheden van de
personen met wie zij werken, ...[+++] een verplichting die is vermeld in artikel 31, lid 1, sub d, van de richtlijn.