13. erinnert daran, dass es notwendig ist, den politischen Dialog mit Drittländern auch hinsichtlich der Menschenrechte zu intensivieren; hält es darüber hinaus für erforderlich, dass die Gemeinschaftsorgane und die Mitgliedstaaten dafür Sorge tragen, dass die Mitglieder ihrer Delegationen sachkundig sind sowie im Einklang mit den vom Rat verabschiedeten Menschenrechtsleitlinien handeln und sie anwenden;
13. wijst op de noodzaak de politieke dialoog met derde landen te intensiveren, niet in de laatste plaats in verband met de mensenrechten; is voorts van opvatting dat de communautaire instellingen en de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de leden van hun delegaties bekend zijn met, voortbouwen op en handelen naar de richtsnoeren van de Raad inzake de mensenrechten;