Traduction de «dekrets gleichlautende » (Allemand → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

gleichlautende Abschrift
gelijkluidend afschrift

eine gleichlautende Abschrift der vorliegenden Schlussakte
een eensluidend afschrift van deze Slotakte

gleichlautend buchen
gelijkluidend boeken

gleichlautende Abschrift
gelijkvormig afschrift

Dekret
decreet

Kaiserliches Dekret
keizerlijk decreet

Dekret [ Erlass | Rechtsverordnung | Verfügung ]
decreet

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Art. 4 - Vorliegendes Dekret tritt am 1. Januar 2015 in Kraft, vorausgesetzt, ein vom Wallonischen Parlament verabschiedetes gleichlautendes Dekret tritt ebenfalls an diesem Datum in Kraft.
Art. 4. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2015 voor zover een gelijkluidend decreet aangenomen door het Waals Parlement ook op deze datum in werking treedt.

Art. 4 - Das vorliegende Dekret tritt am 1. Januar 2015 in Kraft, insofern ein vom Parlament der deutschsprachigen Gemeinschaft verabschiedetes gleichlautendes Dekret ebenfalls an diesem Datum in Kraft tritt.
Art. 3 - Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2015 voor zover een gelijk decreet aangenomen bij het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap ook op deze datum in werking treedt.

Art. 4 - Vorliegendes Dekret tritt am 1. Juli 2014 in Kraft, vorausgesetzt, ein vom Parlament der Wallonischen Region verabschiedetes gleichlautendes Dekret tritt ebenfalls an diesem Datum in Kraft.
Art. 4. Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2014, voor zover een gelijkluidend, door het Parlement van het Waals Gewest aangenomen decreet in werking treedt op dezelfde datum.

2. « Verstösst - in der obigen Auslegung - Artikel 198bis des Dekrets vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung, eingefügt durch Artikel 11 des Dekrets vom 4. Juni 2003 und in Verbindung mit Artikel 149 § 1 desselben Dekrets, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sich daraus ergibt, dass für Klagen auf Wiedergutmachung, die vor dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, über die aber der Richter erst nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme befindet, die Verpflichtung zur vorherigen gleichlautenden Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik nicht gilt, während diese Verpflichtung sehr wohl gilt für Klagen auf Wiedergutmachung, die nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, und diese Verpflichtung kraft Artikel 149 § 1 desselben Dekrets eine allgemeine Tragweite hat?
2. « Schendt, uitgelegd als hierboven, artikel 198bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals ingevoegd bij artikel 11 van het decreet van 4 juni 2003 en samengelezen met artikel 149, § 1 van datzelfde decreet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat eruit volgt dat voor herstelvorderingen die werden ingeleid vóór de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid maar waarover de rechter pas na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies uitspraak doet, de verplichting van het voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid niet van toepassing is, terwijl deze verplichting wel geldt voor herstelvorderingen die werden ingeleid na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid en deze verplichting krachtens artikel 149, § 1 van datzelfde decreet een algemene draagwijdte heeft ?

5. Verstösst - in der obigen Auslegung - Artikel 198bis des Dekrets vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung, eingefügt durch Artikel 11 des Dekrets vom 4. Juni 2003 und in Verbindung mit Artikel 149 § 1 desselben Dekrets, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sich daraus ergibt, dass für Klagen auf Wiedergutmachung, die vor dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, über die aber der Richter erst nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme befindet, die Verpflichtung zur vorherigen gleichlautenden Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik nicht gilt, während diese Verpflichtung sehr wohl gilt für Klagen auf Wiedergutmachung, die nach dem Inkrafttreten der Bestimmungen über die gleichlautende Stellungnahme des Hohen Rates für die Wiederherstellungspolitik erhoben wurden, und diese Verpflichtung kraft Artikel 149 § 1 desselben Dekrets eine allgemeine Tragweite hat?
5. Schendt, uitgelegd als hierboven, artikel 198bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals ingevoegd bij artikel 11 van het decreet van 4 juni 2003 en samen gelezen met artikel 149, § 1, van datzelfde decreet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat eruit volgt dat voor herstelvorderingen die werden ingeleid vóór de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid maar waarover de rechter pas na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies uitspraak doet, de verplichting van het voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid niet van toepassing is, terwijl deze verplichting wel geldt voor herstelvorderingen die werden ingeleid na de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid en deze verplichting krachtens artikel 149, § 1, van datzelfde decreet een algemene draagwijdte heeft ?

Am 15. April 1999 hat das Parlament die tschechische Regierung im Geist gleichlautender versöhnlicher Erklärungen von Staatspräsident Havel aufgefordert, fortbestehende Gesetze und Dekrete aus den Jahren 1945 und 1946 aufzuheben, soweit sie sich auf die Vertreibung von einzelnen Volksgruppen in der ehemaligen Tschechoslowakei beziehen.
Op 15 april 1999 heeft het Europees Parlement de Tsjechische regering verzocht om, in de geest van gelijkluidende, verzoeningsgezinde verklaringen van president Havel, over te gaan tot opheffing van nog bestaande wetten en decreten uit de jaren 1945 en 1946 met betrekking tot de verdrijving van bepaalde etnische groepen in het voormalige Tsjecho-Slowakije.