Der Gerichtshof wird gefragt, ob diese Bestimmung mit den Artikeln 10, 11 und 172 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention vereinbar sei, ins
ofern sie bestimme, dass die hinterzogene Gebühr unteilbar von allen an der Urkunde zum Verkauf
eines unbeweglichen Gutes beteiligten Parteien geschuldet sei, einschließlich der Parteien, bei denen nicht nachgewiesen werden könne, dass sie an der Verheimlichung des Preise
s beteiligt gewesen seien ...[+++] oder Kenntnis davon gehabt hätten.Aan het Hof wordt gevraagd of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europ
ees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij bepaalt dat het ontdoken recht ondeelbaar verschuldigd is door a
lle partijen bij de akte van verkoop van een onroerend goed, ook door d
e partijen waarvoor niet kan worden aangetoond dat zij aan de bewimpeling van de prijs heb
...[+++]ben deelgenomen of dat zij daarvan kennis hadden.